| M | D | W | D | V | Z | Z |
|---|---|---|---|---|---|---|
| 1 | 2 | |||||
| 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 |
| 10 | 11 | 12 | 13 | 14 | 15 | 16 |
| 17 | 18 | 19 | 20 | 21 | 22 | 23 |
| 24 | 25 | 26 | 27 | 28 | 29 | 30 |

ANDERE TIJDEN
Binnenkort komen we weer allemaal bij elkaar op de watervogeldagen. Ervaringen uitwisselen, gelijkgestemden ontmoeten en natuurlijk maken we van de gelegenheid gebruik om eenden, ganzen dan wel zwanen aan te schaffen. Ze zijn er volop.
Dat is niet altijd zo geweest! In vroeger jaren bestond het fenomeen dierenhandelaar nog niet. Als iemand exotische dieren wilde hebben dan moest hij zaken doen met een zeeman. Een zeeman die de dieren kocht, vervoerde en gedurende de wekenlange reis verzorgde. Mijn vader was, bij leven, kapitein bij de handelsvaart en hij wist mij te vertellen dat deze handel veelal de bijverdienste was van de bootsman.
Als die vogels de reis overleefden dan moesten ze natuurlijk verzorgd worden. Maar navraag doen bij de watervogelbond kon nog niet. Speciale voeders bestonden nog niet. Realiseren wij ons wel hoeveel we aan die eerdere generatie te danken hebben? Wij kapitaliseren op hetgeen zij hebben bereikt.
Eén van de groteren, zoniet de grootste op dat gebied was de heer Blaauw wel de grootste pionier op het gebied van watervogelhouderij. Wij hebben veel aan hem te danken. Wie was hij wel?
Frans Ernst Blaauw werd geboren in 1860 als zoon van Quirijn Blaauw. De Blaauws waren een aanzienlijke koopmansfamilie. Vader Quirijn bracht wat blauw bloed in de familie want de moeder van onze Frans was een heuse jonkvrouw. Blaauw was dus bepaald niet onbemiddeld. Door vererving kwam hij in het bezit van een landgoed genaamd Trompenburg. Maar dat is niet het landgoed waarop hij furore maakte.

Hij huwde met de jonkvrouwe Louise Digma Catharina Six. (Hij mocht haar louk noemen). Zij was sinds 1895 eigenaresse van het landgoed Gooilust bij Hilversum. Dat is waar zij neerstreken.
Frans Blaauw had als kind al belangstelling in exotische levende have, Als 17 jarige werd hij de eerste assistent van de eerste direkteur van de amsterdamse diergaarde Artis. Met deze direkteur, de heer G.F. Westerman, kwam het tot een breuk na Blaauws driejarig dienstverband. Westerman zag het als taak om zoveel mogelijk dieren tentoon te stellen terwijl Blaauw van mening was dat de dieren in een natuurlijke omgeving moesten worden gehuisvest en dat het ultieme doel was hen tot voortplanting te brengen.
Na zijn huwelijk zag hij het dan ook als doel om een collectie exoten op Gooilust samen te brengen in een habitat zoals het hem voor ogen stond. Ongetwijfeld had hij veel problemen maar gebrek aan geld was daar niet één van. Reeds in 1909 had hij 400 dieren in 102 soorten verzameld. Er was sprake van Gnoes, Bizons, Kangeroes, lama’s Przwalskipaarden, struisvogels, kraanvogels en Ibissen. Maar het waren de watervogels welke hem zijn grote roem brachten.
Sta mij toe nogmaals te benadrukken dat hij steeds het wiel opnieuw moest uitvinden want hij kon niet terugvallen op ervaringen van anderen. Die waren er niet of nauwelijks. Hij kon niet even bij een handelaar wat vogels ophalen maar moest die zelf importeren. Zij kwamen met de boot naar Nederland. Reizen per vliegtuig was toekomstmuziek.

De eerste broedresultaten ter wereld met Keizersganzen waren in 1914. Maar meer successen volgden. Met Andesganzen in 1915. Met Roodhalsganzen. Er wordt aangenomen dat alle, onder controle gehouden, Roodhalsganzen afstammen van zijn vogels. Maar ook de Manengans en de Grijskopgans.
We vinden ook aantekeningen van resultaten met halsbandtalingen. Wat zullen dat nu zijn? Het antwoord op die vraag vinden we in het Museum Naturalis te Leiden. Het zijn Roodschoudertalingen. Alles wat stierf liet Blaauw namelijk opzetten. Na zijn dood ging die collectie naar voornoemd museum. Uniek is daar de serie Jufferkranen in alle stadia van ontwikkeling.

Ook met die Kraanvogels werd Blaauw wereldvermaard. Reeds in 1897 verscheen van zijn hand het boek “a monograph of the cranes” 64 pagina’s wetenswaardigheden. Dat is andere koek dan zijn boek “Een en ander over de Secretarisvogel dat het met 18 pagina’s moet doen. Een derde boek dat van hem bekend is verscheen in 1927 en heeft als titel “Op zoek naar dieren en planten in Britsch Oost Afrika. Niet alleen dieren en vogels vonden een plaats om Goolust maar de verzameling planten was even vermaard. Veel palmen japanse ceders, bamboes en rhododendrons.
In zijn huwelijk was de goede man minder gelukkig. Jonkvrouw Six was eigenlijk maar een draak van een mens. Hij maakte korte metten en liet haar in 1910 opnemen in een kliniek wegens haar krankzinnigheid. Ziezo dat ruimt op. Zij had natuurlijk niets te vertellen in een tijd dat vrouwenkiesrecht iets was waar nog niet eens aan werd gedacht. Toch nam zij haar wraak want nadat ze in 1934 was overleden dook er een testament op waarin zij het landgoed vermaakte aan Natuurmonumenten. Vanzelfsprekend pikte Blaauw dit niet en hij toog naar de Rechter. Er volgden wat strubbelingen maar in 1936 overleed de heer Blaauw. Natuurmonumenten verkreeg het landgoed. Maar niet de levende have. Dat was vermaakt aan Blaauw’s goede vriend de Duke of Bedford in Engeland.
Wij hebben onze watervogeldagen. Broedmachientje? Eendje? Speciaalvoer? Voorlichting? Alles is daar binnen handbereik. Laten we niet vergeten dat wij voortborduren op wat onze ouders hebben bereikt. Blaauw ging daarin voor. Bedankt Frans Ernst.
Hans Diehl
| M | D | W | D | V | Z | Z |
|---|---|---|---|---|---|---|
| 1 | 2 | |||||
| 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 |
| 10 | 11 | 12 | 13 | 14 | 15 | 16 |
| 17 | 18 | 19 | 20 | 21 | 22 | 23 |
| 24 | 25 | 26 | 27 | 28 | 29 | 30 |